Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 4 contracts
Samples: Pension Regulations, Pension Regulations, Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Ingevolge de module Basispensioen, en met inachtneming van artikel 30.8, hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde recht op een wezenpensioen.
2. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin volgend op die van het overlijden van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen en wordt aan het kind uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valtvalt of - bij eerder overlijden - tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden. Als Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerend kind als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de WAJONG, mits de deelnemer of gewezen deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot het einde van en met de maand waarin de 27e 27ste verjaardag van het kind valt. Als valt of - bij eerder overlijden - de maand waarin het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdkomt te overlijden.
3. Het Eveneens recht op wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van hebben kinderen die geboren zijn na het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een de (gewezen) deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen of gepensioneerde. In dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is geval gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis geboorte plaatsvindt.
4. Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 20% van het bepaalde in volgens artikel 96 lid 5 berekende partnerpensioen met dien verstande dat het aan de gezamenlijke kinderen toekomende wezenpensioen niet meer zal bedragen dan 60% van het volgens artikel 6 berekende partnerpensioen. Indien en zolang er meer dan drie kinderen recht hebben op wezenpensioen, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementwordt het wezenpensioen gelijkelijk over alle kinderen verdeeld.
65. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemerindien, gewezen deelnemer zonder dat toepassing van artikel 16 hieraan ten grondslag ligt, geen partnerpensioen of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 4 contracts
Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Aanspraak op wezenpensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gepensioneerde;
c. de gewezen deelnemer.
2. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd aan de wees tot en met de maand waarin de wees 18 jaar wordt of eerder overlijdt.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt aan de wees die studerend is in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer wees 27 jaar wordt of gepensioneerde overlijdteerder overlijdt of ophoudt studerend of arbeidsongeschikt te zijn.
4. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van opgebouwd tijdens de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong deelneming en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens het artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde 11 lid 3 op te bouwen ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een de deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% voor de berekening van de hoogte van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van wezenpensioen verondersteld dat het ouderdomspensioen dat vanaf het moment van overlijden van de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf tot aan de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis pensioenrichtleeftijd zonder wijziging van de laatst vastgestelde gegevensdeeltijdfactor en de pensioengrondslag zou zijn opgebouwd. Dit betekent Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen zonder dat voor een verevening of conversie ingevolge de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft plaatsgevonden. Onder ouderdomspensioen in dit lid wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, voorts verstaan het parttimepercentage ouderdomspensioen zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde dat geldt voordat eventuele flexibele elementen zoals bedoeld in artikel 922 zijn toegepast. Indien er meer dan 5 wezen aanspraak op wezenpensioen hebben, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementvindt de uitkering naar evenredigheid plaats.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het Het jaarlijkse wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij dat de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementwees volle wees is.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op per de 1e eerste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt, met inachtneming van artikel 14 lid 1. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd krachtens lid 3 van dit artikel gerechtigd is tot het einde ontvangen van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAuitkering.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. i. kinderen die tot de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer als vader of gepensioneerde moeder in familierechtelijke betrekking staan;
b. ii. kinderen die tot van de partner in familierechtelijke betrekking staanpartner, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van krachtens de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren studerend of invalide zijn;
c. iii. pleegkinderen van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens in de normen zin van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of van de eerdere pensioendatum (gewezen) deelnemer zijn geboren of geadopteerd, geadopteerd of kinderen die na deze datum de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden aangehuwd kind van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behorenhebben verkregen. Als er Indien echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al huwelijk of partnerschap dat reeds bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum de kinderen geboren wordt worden uit deze relatie, is het kind zijn de kinderen wel pensioengerechtigd. Daarnaast zijn niet pensioengerechtigd kinderen van de gewezen deelnemer die behoorde tot deelnemersgroep 2 en waarvan het partner- en wezenpensioen op grond van artikel 14 lid 1 sub b is komen te vervallen.
3. Het Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die: - jonger zijn dan 18 jaar; of - jonger zijn dan 27 jaar en nog studeren, of - jonger zijn dan 27 jaar en volgens het UWV ten minste 45% arbeidsongeschikt zijn, of - jonger zijn dan 27 jaar en een WAJONG-uitkering ontvangen.
4. Elk wezenpensioen op jaarbasis voor deelnemersgroep 1 bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde 6 berekende ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het of - ingeval van overlijden tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden - van het te bereiken ouderdomspensioen indien hij tot de pensioenrichtdatum deelnemer zou zijn gebleven op basis van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde gelijkblijvende pensioengrondslag Elk wezenpensioen (14voor deelnemersgroep 2 bedraagt 20% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat partnerpensioen als omschreven in artikel 7 lid 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum overlijdt zonder een partner na te laten dan wel met ingang van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6zijn partner overlijdt. Het wezenpensioen voor deelnemersgroep 1 wordt verdubbeld als in verband met de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e beeindiging van de maand waarin pensioenopbouw per 31 december 2017 vastgesteld met inachtneming van de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in bepalingen van artikel 22, lid 6.
714 als tijdsevenredige pensioenaanspraken. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst voor deelnemersgroep 2 komt in verband met de zin beeindiging van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).pensioenopbouw per 31 december 2017 per dezelfde datum te vervallen
Appears in 2 contracts
Samples: Pension Regulation, Pension Regulation
Wezenpensioen. 1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft ieder van de kinderen van de (gewezen) deelnemer recht op een wezenpensioen mits:
a. de kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest;
b. de kinderen van een mannelijke deelnemer tot wie het kind niet in familierechtelijke betrekking stond, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest, indien de deelnemer ten behoeve van deze kinderen ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES was opgelegd dan wel door hem bij authentieke akte een onderhoudsplicht was erkend;
c. de kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest en voor wie de overledene ten tijde van zijn/haar overlijden de pleegouderlijke zorg droeg:
d. de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn en van wie de tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;
e. de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn en die naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat is om een derde te verdienen van het geldende wettelijke minimumloon. .
2. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt. Indien het kind geboren wordt na het overlijden van de (gewezen) deelnemer gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer geboorte plaatsvindt. Het wezenpensioen gaat niet vroeger in dan vijf jaar voor de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om toekenning van pensioen werd ingediend of gepensioneerde overlijdtwaarin ambtshalve toekenning plaatsvond.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valtoverlijdt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het Het wezenpensioen uitgekeerd tot eindigt voorts met het einde van de maand waarin waarin:
a. het kind de 27e verjaardag leeftijd van 21 jaar heeft bereikt of in het huwelijk is getreden dan wel in geval van lid 1 sub d en e de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt;
b. het kind niet meer voldoet aan het in lid 1 sub d en e bepaalde inzake het volgen van onderwijs dan wel het arbeidsongeschikt zijn. In geval van vermissing van het kind valteindigt het pensioen met ingang van een door het bestuur van het pensioenfonds te bepalen dag.
4. Als Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt: - voor elk bovengenoemd kind van wie de ene ouder aan het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde overlijden van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter andere ouder recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind pensioen ontleent: 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend ouderdomspensioen; - voor elk bovengenoemd kind van wie geen overlevende ouders zijn die recht op pensioen uit deze pensioenregeling kan ontlenen als gevolg van ontleent aan het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14de andere ouder: 28% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen; Het ouderdomspensioen is gelijk aan het ouderdomspensioen zoals beschreven in artikel 6 lid 4. In afwijking van het bovenstaande geldt dat indien de deelnemer overlijdt gedurende de periode van wachtgeld het wezenpensioen niet berekend wordt over de periode gelegen tussen het moment van overlijden en de pensioenrichtdatum. Voor degene die recht heeft op een invaliditeitspensioen is het tijdstip van overlijden) verhoogd met wezenpensioen gelijk aan 14% respectievelijk 28% van het ouderdomspensioen invaliditeitspensioen dat berekend is volgens het bepaalde in artikel 8 lid 4, waarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 8 lid 6. Onder ouder wordt mede begrepen de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis echtgenoot of echtgenote van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictievegewezen) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend deelnemer of gepensioneerde die op het tijdstip van overlijden en, indien de pleegouderlijke zorg had voor het kind dat de leeftijd van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor 21 jaar nog niet heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 bereikt en hoofdstuk IV van dit reglementdat niet gehuwd is of gehuwd geweest is.
5. Bij Indien kinderen aan het overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag ieder van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen ouders recht op basis pensioen uit deze pensioenregeling ontlenen wordt het hoogste van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementpensioenen toegekend.
6. Het Alle recht op wezenpensioen wordt verdubbeld als gaat verloren voor de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e wezen die veroordeeld zijn ter zake van het ombrengen van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt persoon aan het bepaalde in artikel 22, lid 6overlijden van wie zij recht op pensioen zouden kunnen ontlenen.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Pensioenreglement, Uitkeringsovereenkomst
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen hebben: > de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde; > de nagelaten erkende kinderen van de partner.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben: > de kinderen die zijn geboren uit een na (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde gesloten huwelijk, of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; > de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde; > de kinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren, gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de (feitelijke) pensioendatum.
3. Bij overlijden van de deelnemer (met inbegrip van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt) gaat voor ieder pensioengerechtigd kind het wezenpensioen in op de 1e dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of dan wel de gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin het kind de 21e verjaardag leeftijd van 18 jaar bereikt, respectievelijk tot en met de maand van overlijden van het kind valtkind.
4. Als het kind studeert of invalide isIn afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als de leeftijd van 23 jaar bereikt indien en zolang het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt wegens het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde volgen van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAopleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
35. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het opgebouwde ouderdomspensioen per pensioengerechtigd kind 31 december 2015 en 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)vanaf 1 januari 2016 op te bouwen ouderdomspensioen. Het betreft uitsluitend Indien de deelnemer vóór het tijdens bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van dag waarop deze deelnemer de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementbereikt.
6. Het Voor volle wezen wordt het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6verdubbeld.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement
Wezenpensioen. 11 Het jaarlijks wezenpensioen wordt opgebouwd volgens een voorwaardelijk geïndexeerd middelloonsysteem. Het opgebouwde wezenpensioen gaat bedraagt voor ieder pensioengerechtigd kind daarvoor in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd aanmerking komend kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. 2 Bij overlijden van een de deelnemer voor de pensioendatum wordt het krachtens ouderdomspensioen voor de toepassing van lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen 1 vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-standaard pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van met de laatst vastgestelde gegevenslaatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Dit betekent Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de laatst vastgestelde pensioengrondslaggrondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het parttimepercentage zoals geldend gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind van wie beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
4 Het wezenpensioen gaat in op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen dag volgend op grond die van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirantde (gewezen) deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de 18-deelnemer is jarige leeftijd bereikt of waarin het kind voordien overlijdt. In afwijking van de vorige volzin wordt de uitkering van het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14voortgezet indien en zolang het kind een studie of opleiding volgt die vijf dagdelen of meer per week in beslag neemt of als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om 55% te verdienen van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen behalen indien hij/zij vanaf verdienen, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij/zij het kind de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot van 27 jaar bereikt. Het bestuur kan in bepaalde gevallen afwijkingen van het bovenstaande toestaan, indien gronden van redelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, rekening houdend met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis belangen van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementoverige rechthebbenden.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Pensioenreglement, Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft ieder van de kinderen van de (gewezen) deelnemer recht op een wezenpensioen mits:
a. de kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest;
b. de kinderen van een mannelijke deelnemer tot wie het kind niet in familierechtelijke betrekking stond, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest, indien de deelnemer ten behoeve van deze kinderen ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES was opgelegd dan wel door hem bij authentieke akte een onderhoudsplicht was erkend;
c. de kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest en voor wie de overledene ten tijde van zijn/haar overlijden de pleegouderlijke zorg droeg:
d. de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn en van wie de tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;
e. de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn en die naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met zodanige arbeid te verdienen.
2. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt. Indien het kind geboren wordt na het overlijden van de (gewezen) deelnemer gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer geboorte plaatsvindt. Het wezenpensioen gaat niet vroeger in dan vijf jaar voor de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om toekenning van pensioen werd ingediend of gepensioneerde overlijdtwaarin ambtshalve toekenning plaatsvond.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valtoverlijdt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het Het wezenpensioen uitgekeerd tot eindigt voorts met het einde van de maand waarin waarin:
a. het kind de 27e verjaardag leeftijd van 21 jaar heeft bereikt of in het huwelijk is getreden dan wel in geval van lid 1 sub d en e de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt;
b. het kind niet meer voldoet aan het in lid 1 sub d en e bepaalde inzake het volgen van onderwijs dan wel het arbeidsongeschikt zijn. In geval van vermissing van het kind valteindigt het pensioen met ingang van een door het bestuur van het pensioenfonds te bepalen dag.
4. Als Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt: - voor elk bovengenoemd kind van wie de ene ouder aan het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde overlijden van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter andere ouder recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind pensioen ontleent: 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14; - voor elk ander bovengenoemd kind: 28% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen; Het ouderdomspensioen is gelijk aan het ouderdomspensioen zoals beschreven in artikel 5 lid 3. In afwijking van het bovenstaande geldt dat indien de deelnemer overlijdt gedurende de periode van wachtgeld het wezenpensioen niet berekend wordt over de periode gelegen tussen het moment van overlijden en de pensioenrichtdatum. Voor degene die recht heeft op een invaliditeitspensioen is het tijdstip van overlijden) verhoogd met wezenpensioen gelijk aan 14% respectievelijk 28% van het ouderdomspensioen invaliditeitspensioen dat berekend is volgens het bepaalde in artikel 8 lid 4, waarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 8 lid 6. Onder ouder wordt mede begrepen de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis echtgenoot of echtgenote van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictievegewezen) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend deelnemer of gepensioneerde die op het tijdstip van overlijden en, indien de pleegouderlijke zorg had voor het kind dat de leeftijd van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor 21 jaar nog niet heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 bereikt en hoofdstuk IV van dit reglementdat niet gehuwd is of gehuwd geweest is.
5. Bij Indien kinderen aan het overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag ieder van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen ouders recht op basis pensioen ontlenen wordt het hoogste van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementpensioenen toegekend.
6. Het Alle recht op wezenpensioen wordt verdubbeld als gaat verloren voor de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e wezen die veroordeeld zijn ter zake van het ombrengen van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt persoon aan het bepaalde in artikel 22, lid 6overlijden van wie zij recht op pensioen zouden kunnen ontlenen.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Uitkeringsovereenkomst, Uitkeringsovereenkomst
Wezenpensioen. Wezenpensioen in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap
1. Recht op Wezenpensioen heeft een Wees.
2. Het wezenpensioen Wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde Deelnemer overlijdt.
3. Het wezenpensioen Wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin de 21e verjaardag Wees de leeftijd van het kind valt. Als het kind studeert 18 jaar bereikt of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd - indien dat eerder is - tot het einde van en met de maand waarin de 27e verjaardag van wees overlijdt.
4. Onverminderd het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, in lid 3 bepaalde wordt het wezenpensioen Wezenpensioen voorts aan een Wees die de 27-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, uitgekeerd tot het einde met ingang van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Wees – dit uitsluitend ter beoordeling door het Bestuur –
a. voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;; of
b. kinderen de Wees ten gevolgen van ziekten of gebreken niet in staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk gezonde Kinderen die tot de partner overigens in familierechtelijke betrekking staangelijke omstandigheden verkeren, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;kunnen verdienen; of
c. pleegkinderen de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteden aan het verzorgen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemeroverleden Xxxxxxxxx of, gewezen deelnemer mits tot dat huishouden ten minste drie andere Kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het mede verzorgen van dat huishouden. De uitkering wordt voortgezet zolang de in de vorige volzin genoemde omstandigheid zich voordoet en uiterlijk tot de maand volgend op de maand waarin de Wees de leeftijd van 27 jaar bereikt - of gepensioneerde zijn gaan behorenindien dat eerder is - tot en met de maand waarin de Wees overlijdt.
5. Als er echter recht Het Wezenpensioen bedraagt voor iedere Wees van de Deelnemer 20% van het conform artikel 11 berekende Partnerpensioen op partnerpensioen bestaat op grond risicobasis, met dien verstande dat voor de berekening van het Wezenpensioen de Deelnemersjaren in geval van een partnerrelatie die al bestond vóór of meerdere Scheidingen niet worden beperkt tot de standaard-pensioendatum of Deelnemersjaren vanaf de eerdere pensioendatum datum van de laatste Scheiding
6. Het gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen zal maximaal gelijk zijn aan het Partnerpensioen dat conform lid 5 de grondslag vormt voor de berekening van het Wezenpensioen. Alsdan worden de Wezenpensioenen gekort en wel voor iedere Wees met een gelijk gedeelte.
7. Een Wezenpensioen en het kind na deze datum geboren maximale gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdverdubbeld indien en zodra beide ouders zijn overleden.
38. Het wezenpensioen Indien en zolang een Wees recht heeft op jaarbasis een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake Arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan Wezenpensioen verminderd met het bedrag van de uitkering, tenzij het Bestuur op verzoek van de Vennootschap beslist dat de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt gebracht.
9. Na ingang vindt de toeslagverlening van het Wezenpensioen op risicobasis plaats op basis van artikel 25 lid 1.
10. Met het kapitaal van de MUP-rekening, kan uitsluitend Wezenpensioen worden aangekocht (artikel 6) voor een Wees die op het moment van de aankoop voldoet aan de omschrijving van Kind als bedoeld in dit Pensioenreglement.
11. De hoogte van het Wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind voor iedere Wees van de Gepensioneerde 14% van het volgens conform artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)7 berekende Ouderdomspensioen. Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenbepaalde in de leden 2 tot 4, 7 en 8 is overeenkomstig van toepassing.
412. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens De Deelnemer heeft overeenkomstig artikel 6, lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op recht om met het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis kapitaal van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor MUP-rekening pensioenen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan keuze van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het Deelnemer aan te kopen. Het bepaalde in artikel 96, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen in dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien geval overeenkomstig van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 2 contracts
Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e De kinderen van de maand waarin de een overleden (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdthebben recht op wezenpensioen zolang zij de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde Kinderen van 18 jaar en ouder, doch welke de maand waarin de 21e verjaardag leeftijd van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is27 jaar nog niet hebben bereikt, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of opleiding voor een kind invalide isberoep, gebeurt tot worden gelijkgesteld met kinderen onder de 21-jarige leeftijd van het kind volgens 18 jaar. Met kinderen in de normen zin van dit reglement worden gelijkgesteld: - kinderen tot wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat voor of tijdens de deelneming; - pleegkinderen en aangehuwde kinderen van de Wajong (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die door deze voor of tijdens deelneming als zijn eigen kinderen worden opgevoed en daarna volgens onderhouden; - kinderen, mits geboren voor of tijdens de normen deelneming, voor wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verplicht is bij te dragen in de kosten van de WIAverzorging en opvoeding in de zin van artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijnHet wezenpensioen bedraagt voor elke wees, indien en zolang partnerpensioen wordt uitgekeerd:
a. kinderen die tot de (aspirant-a) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond geval van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond overlijden van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14gepensioneerde: 10% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen dat deze gepensioneerde genoot;
b) in geval van overlijden van een (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend gewezen) deelnemer die werkzaam is bij de vennootschap: 10% van het tijdens ouderdomspensioen dat de (gewezen) deelnemer zou hebben genoten, indien hij na het deelnemerschap tijdstip van overlijden de deelname aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.de pensioenregeling op basis van een ongewijzigde pensioengrondslag tot het bereiken van de pensioendatum zou hebben voortgezet;
4. Bij c) In geval van overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14die arbeidsongeschikt is: 10% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen genoten, indien hij na het tijdstip van arbeidsongeschikt worden de deelname aan de pensioenregeling op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieveeen ongewijzigde pensioengrondslag tot het bereiken van pensioendatum zou hebben voortgezet;
d) pensioenopbouw wordt uitgegaan in geval van overlijden van een gewezen deelnemer: 10% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van artikel 12 verkregen premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. De som van het bepaalde partner- en wezenpensioen mogen het bedrag van het ouderdomspensioen niet overtreffen. Het wezenpensioen bedraagt hierdoor in artikel 9totaal maximaal 30% van het ouderdomspensioen. Indien en voor zover er sprake is van meer dan drie wezen , lid 3 en hoofdstuk IV wordt het maximale wezenpensioen ter waarde van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 1430% van het ouderdomspensioen dat gelijkelijk over alle wezen verdeeld. Vanaf 1 januari 2015 vindt er geen pensioenopbouw meer plaats op grond van dit pensioenreglement anders dan voor deelnemers
3. Het aan een wees toekomende (aandeel in het totale) wezenpensioen wordt verdubbeld indien de aspirant-echtgeno(o)t(e) of ongehuwde partner van de (gewezen) deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf of gepensioneerde, dan wel de gescheiden echtgeno(o)t(e) tot wier gezin de wees ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde behoorde, overlijdt of is overleden.
4. Het recht op wezenpensioen vangt aan op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin hij/zij voor het laatst salaris of pensioen aan de 21overleden (gewezen) deelnemer respectievelijk gepensioneerde is uitgekeerd en eindigt aan het einde van de maand, waarin de betreffende wees de 18-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevensheeft bereikt. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van Wanneer het bepaalde in artikel 9de tweede zin van lid 1 van toepassing is, eindigt het wezenpensioen aan het einde van de maand, waarin het kind de 27 -jarige leeftijd bereikt of het eerdere tijdstip, waarop niet langer wordt voldaan aan het in lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
61 gestelde vereiste. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e eindigt voorts aan het einde van de maand maand, waarin de partner het kind overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder elk pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e 21-ste verjaardag - voor studerende en invalide kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) de 27-ste verjaardag - van het kind valtvalt of waarin het voordien overlijdt c.q. Als het kind studeert ophoudt studerend of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAte zijn.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die Pensioengerechtigd is het kind tot wie de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staan;
b. staat, alsmede diens pleegkinderen en aangehuwde kinderen die tot in de zin van de AKW. Tevens zijn pensioengerechtigd de kinderen van de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering krachtens de AKW ontvangt op grond of die studerend of invalide zijn in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdAKW.
3. Het Elk wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat waarop de aspirant-(gewezen) deelnemer had kunnen behalen of gepensioneerde recht had, c.q. 14% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht verkregen zou hebben, indien hij/zij vanaf de eerste dag hij met ongewijzigde pensioengrondslag in leven en in dienst van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd vennootschap zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevenszijn gebleven. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als indien de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na in de zin van dit pensioenreglement achter te laten laten, of op met ingang van de 1e eerste van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
74. Het Geen recht op wezenpensioen heeft het karakter voor kinderen die de status van een uitkeringsovereenkomst kind als omschreven in lid 2 hebben verkregen op of na de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)pensioeningangsdatum.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
76. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen de Gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin Gepensioneerde, voor zover deze kinderen: o de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt; of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van o de maand waarin 18-jarige leeftijd wel maar de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of 27-jarige leeftijd nog niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat hebben bereikt en voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets beroeps- opleiding volgen; of een kind invalide is, gebeurt tot o de 2118-jarige leeftijd van het kind volgens wel maar de normen 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt indien en zolang zij arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wajong Wet werk en daarna volgens de normen van de WIAarbeidsondersteuning jonggehandicapten.
2. Pensioengerechtigde Ook de kinderen zijn:
a. kinderen die van de nagelaten partner van de deelnemer hebben recht op wezenpensioen, mits: o de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat; o het kind tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen gemeenschappelijke huishouding behoort van deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot en partner; o de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het als eigen kind wel pensioengerechtigdverzorgt en opvoedt.
3. Het Geen recht op wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% hebben kinderen die zijn geboren uit een na het einde van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenaangegane Partnerrelatie of na bedoelde datum in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer zijn komen te staan.
4. Bij Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van een de deelnemer, de Gewezen deelnemer of de Gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% uitgekeerd tot de eerste van de maand volgend op de dag dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel tot de eerste van de maand volgend op de dag dat de 18-de respectievelijk 27-ste verjaardag van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip kind respectievelijk tot en met de maand van overlijden) verhoogd eerder aangaan van een Partnerrelatie, dan wel tot en met 14% de maand van overlijden van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementkind.
5. Bij In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel heeft een kind van een partner, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van een aspirant-deelnemer is de Deelnemer of geboren binnen 307 dagen na het einde van het Deelnemerschap eveneens recht op wezenpensioen. Voor deze Wees gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot geboorte plaatsvindt, respectievelijk op de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis eerste dag van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan maand volgend op het overlijden van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementGewezen deelnemer of Gepensioneerde.
6. Het De opbouw van het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e bedraagt 14% van de maand waarin opbouw van het Ouderdomspensioen als bedoeld in Artikel 10. De aanspraak op wezenpensioen is gelijk aan de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde som van de verkregen aanspraken op wezenpensioen, vermeerderd met de verleende toeslagen als bedoeld in artikel 22, lid 6Artikel 24 en verminderd met kortingen als bedoeld in Artikel 8.
7. Voor volle wezen wordt vervolgens het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
8. Indien de deelnemer voor het bereiken van de Pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de Pensioendatum. Het wezenpensioen heeft het karakter over deze periode wordt berekend op basis van 14% van de opbouw van een uitkeringsovereenkomst in de zin Ouderdomspensioen van 1,875% per jaar.
9. Indien en zolang een Wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan wezenpensioen verminderd met het bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent uitkering, tenzij het Bestuur beslist dat het vooraf de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)gebracht.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin (gewezen) deelnemer dan wel de (aspirant-) deelnemergepensioneerde, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIApartner.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. Geen recht op wezenpensioen hebben: 18 • de kinderen die tot zijn geboren uit een na de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; • de kinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de normen AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn gepensioneerde; • de kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren gewettigd of geadopteerd, of kinderen met dien verstande dat voor degene die na deze datum recht heeft op invaliditeitspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdpensioenrichtdatum.
3. Het wezenpensioen Recht op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% nabestaandenoverbruggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)de deelnemer, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner van de deelnemer. Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenDit nabestaandenoverbruggingspensioen is op risicobasis verzekerd.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf gaan het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de datum van overlijden tot dag volgend op die waarop de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die een aspirant-deelnemer is invaliditeitspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij/zij de 21-jarige gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
5. Het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd zou bereiken van 18 jaar bereikt dan wel tot en met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip eerdere maand van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond kind.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 9lid 5, lid 3 worden het wezenpensioen en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e het nabestaandenoverbruggingspensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de partner overlijdtleeftijd van 27 jaar heeft bereikt indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het: - voortgezet onderwijs; - beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000. Hierbij geldt Het Bestuur kan dit volgens nader door het bepaalde in artikel 22, lid 6Bestuur op te stellen richtlijnen eveneens besluiten voor het kind dat een voltijdse opleiding volgt dat niet onder deze omschrijving valt.
7. Het wezenpensioen heeft bedraagt voor elk gerechtigd kind over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 0,263% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag. Indien de deelnemer vóór het karakter bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. In geval van overlijden op of na 1 januari 2020 wordt voor de bepaling van de jaarpensioengrondslag over de periode vanaf 1 januari 2020 (dan wel de latere datum van aanvang van het deelnemerschap) tot de pensioendatum de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage - of de hiermee overeenkomende vermindering vanwege ziekte - buiten beschouwing gelaten, een uitkeringsovereenkomst en ander met inachtneming van het maximale pensioengevend loon. Het aldus berekende wezenpensioen wordt voor een ouderloos kind (volle wees) verdubbeld. Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde wezenpensioen is geregeld in Bijlage 1 van dit reglement. 19
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen dat voor elk gerechtigd kind wordt verzekerd, bedraagt € 4.930 per jaar (niveau 2023). Dit bedrag wordt voor een volle wees niet verdubbeld en wordt jaarlijks aangepast met de procentuele wijziging in het loonindexcijfer overeenkomstig de systematiek die is vermeld in artikel 26 lid 1. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het op grond van artikel 18f van de Wet op de Loonbelasting toegestane bedrag.
9. Vanaf de datum van beëindiging van de erkenning van het kind vervallen alle rechten waarop het kind op grond van deze erkenning aanspraak kon maken. 10.Geen recht op wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 11.Het jaarlijks in totaal uit te keren wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag aan wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen voor 6 gerechtigde kinderen. Bij meer dan 6 gerechtigde kinderen wordt het in de zin eerste volzin bedoelde maximale bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)respectievelijk nabestaandenoverbruggingspensioen naar rato aan alle gerechtigde kinderen uitgekeerd.
Appears in 1 contract
Samples: Basispensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat bedraagt voor ieder pensioengerechtigd kind 14% van het laatst berekende jaarlijkse ouderdomspensioen, zoals vastgesteld in Artikel 6 Ouderdomspensioen, lid 1.
2. Het wezenpensioen bedraagt bij overlijden van een deelnemer 14% van het bereikbare ouderdomspensioen op de 1e 65 jaar. Het wezenpensioen bedraagt bij overlijden van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag 14% van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van tijdens de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigddienstbetrekking opgebouwde ouderdomspensioen.
3. Het wezenpensioen gaat in op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21(gewezen) deelnemer of gepensioneerde komt te overlijden en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 18-jarige leeftijd zou bereiken van het kind valt of- bij eerder overlijden – tot en met de standaardmaand waarin het kind komt te overlijden. Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerend kind als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Wajong mits de (gewezen) deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studeert dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27-pensioendatum ste verjaardag van het kind valt of - bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
4. Indien het wezenpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum, zal het jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, worden verhoogd met 3% van het wezenpensioen van het voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het wezenpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementbereikt.
65. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder voor een partner na te laten of op de 1e volle wees.
6. Voor zover het wezenpensioen gerelateerd is aan het deel van het ouderdomspensioen dat afhankelijk is van de maand waarin vóór 1 januari 2002 gelegen deelnemersjaren, dient het kind te zijn geboren vóór de partner overlijdtdatum waarop het deelnemerschap werd beëindigd. Hierbij geldt Indien de geboorte heeft plaatsgevonden na de datum waarop het bepaalde deelnemerschap werd beëindigd kan in artikel 22, lid 6zoverre geen recht op wezenpensioen ontstaan.
7. Het Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de gewezen deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het wezenpensioen dat voor zijn kinderen was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit wezenpensioen uitgaat boven het wezenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit wezenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)onbetaald verlof, overlijdt.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin volgend op het overlijden van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van dag waarop het kind valtde 18e verjaardag bereikt.
3. Als het kind studeert of invalide is, wordt loopt de uitkering van het wezenpensioen uitgekeerd uiterlijk door tot de dag waarop het einde van de maand waarin kind de 27e verjaardag van het kind valtbereikt.
4. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd loopt de uitkering door tot het einde van de betreffende maand. Van een studerend kind is sprake als: - een kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijkgesteld, een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en - een kind de school of instelling geregeld bezoekt. Een studerend invalide kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner overheidswege recht heeft op een uitkering ontvangt op grond ten gevolge van de Algemene Kinderbijslagwet arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementhandicap.
5. Bij overlijden Voornoemde voorwaarden zijn van een aspirant-deelnemer is overeenkomstige toepassing indien het kind in het buitenland studeert.
6. Het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14bedraagt per kind 20% van het ouderdomspensioen partnerpensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf op de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond – bij ongewijzigde voortzetting van het bepaalde deelnemerschap – zou gaan ontvangen, of het wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden. Voor de vaststelling van het totale wezenpensioen worden maximaal vijf kinderen in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementaanmerking genomen.
67. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin dag waarop de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 116.1. Indien ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde één of meer kinderen in leven zijn tot wie de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, zal aan elk van die kinderen een wezenpensioen worden toegekend. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 1e laatste dag van de maand waarin de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdtoverleden is. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het pen- sioengerechtigde kind de 21e verjaardag 18-jarige leeftijd bereikt of, indien het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, tot en met de maand van overlijden. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het kind valtfictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Als Ook de stief- en pleegkinderen, in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, van de (gewezen) deelnemer hebben recht op wezenpensioen als bovenbedoeld.
16.2. Niet pensioengerechtigd zijn de kinderen voor wie de familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde is ontstaan, of die de hoedanigheid van stiefkind hebben verkregen bij of tijdens een partnerrelatie aangegaan na de pensioendatum of die na die datum als pleegkind zijn aangenomen.
16.3. Tevens komen in aanmerking voor wezenpensioen kinderen als bedoeld in lid 1 van dit artikel nadat zij 18 jaar zijn geworden, indien en zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding bij een door het bestuur erkende instelling. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Om voor dit wezenpensioen in aanmerking te komen, dient een bewijs van inschrijving bij bedoelde instelling aan het bestuur te worden overgelegd. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd zolang het kind studeert of invalide isstaat ingeschreven bij de betreffende onderwijsinstelling, wordt het wezenpensioen uitgekeerd maar uiterlijk tot het einde van de maand waarin waarop het pensioengerechtigde kind de 27e verjaardag van 27-jarige leeftijd heeft bereikt of, indien het kind valt. Als het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maandmaand van overlijden.
16.4. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd Het totaal van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het te keren wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14zal niet meer bedragen dan 70% van het volgens fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)12 lid 2.
16.5. Wanneer beide ouders overleden zijn, wordt de aanspraak per kind verdubbeld.
16.6. Het betreft uitsluitend totaal van het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde uit te keren dubbele wezenpensioen (14zal niet meer bedragen dan 140% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen fictieve ouderdomspensioen, dat op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw overeenkomstige wijze wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde berekend als omschreven in artikel 9, 12 lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement2.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 10,5% van het volgens artikel 9 van dit pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen.
2. Bij overlijden van een (aspirant‐) deelnemer wordt dit ouderdomspensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de (aspirant‐) deelnemer tot de norm‐pensioendatum (65 jaar), zou hebben deelgenomen op basis van: ‐ de laatstelijk voor hem/haar vastgestelde pensioengrondslag alsmede ‐ de voor hem/haar van toepassing zijnde arbeidstijd op het tijdstip van overlijden.
3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra het kind ouderloos wordt.
4. Indien en zolang meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, wordt het totaalbedrag aan wezenpensioen voor vijf kinderen naar evenredigheid verdeeld over alle kinderen.
5. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin volgend op het overlijden van de (aspirant-aspirant‐) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdten wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of tot en met de maand van overlijden van het kind. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgtin maandelijkse termijnen uitbetaald. De toets of een kind invalide is, gebeurt uitkering van wezenpensioen wordt verlengd tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf uiterlijk de eerste dag van de maand waarin hij/zij het kind de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en27 jaar bereikt, indien en voor zolang er sprake is van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen studeren of arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 6 respectievelijk lid 7 van dit artikel. Het recht op grond wezenpensioen kan op verzoek van het bepaalde in artikel 9, kind herleven als wederom aan de voorwaarden van lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement6 of 7 wordt voldaan.
6. Het wezenpensioen Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een studerend kind, indien en voor zolang ‐ het kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt verdubbeld als gelijk gesteld een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en ‐ het kind de (aspirant-) deelnemerschool of instelling geregeld bezoekt. Voor kinderen die in het buitenland wonen en studeren, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op zijn de 1e hiervoor genoemde voorwaarden overeenkomstig van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6toepassing.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een uitkeringsovereenkomst in de zin arbeidsongeschikt kind, indien en voor zolang het kind van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is overheidswege recht heeft op een voorwaardelijke toeslagregeling uitkering tengevolge van toepassing (zie artikel 13)arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of handicap.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gaat voor ieder pensioengerechtigd kind van zijn/haar aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
2. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die:
a) jonger zijn dan 18 jaar;
b) 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: • hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door, of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep; of • zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
3. Elk wezenpensioen gaat in op de 1e eerste dag van de maand waarin volgend op de dag waarop de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde eindigt op de laatste dag van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt voldoet aan de in het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs voorgaande lid vermelde voorwaarden of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenvoordien overlijdt.
4. Bij overlijden Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind van een de deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (1420% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip overeenkomstig artikel 8 (partnerpensioen) vastgestelde partnerpensioen zonder rekening te houden met een volgens artikel 14 lid 6 (gevolgen van overlijdenscheiding) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementvastgesteld bijzonder partnerpensioen.
5. Bij overlijden Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij volgend op de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen dag waarop er geen (gewezen) partner (meer) is die aanspraak op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag(bijzonder) partnerpensioen heeft en er geen pleegouder, stiefouder of ouder is die in het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond levensonderhoud van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementkind voorziet.
6. Het Indien het wezenpensioen lager wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e vastgesteld dan het in artikel 66 van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt Pensioenwet genoemde bedrag wordt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van vervangen door een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).eenmalige afkoopsom.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 11 Het jaarlijks wezenpensioen wordt opgebouwd volgens een voorwaardelijk geïndexeerd middelloonsysteem. Het opgebouwde wezenpensioen gaat bedraagt voor ieder pensioengerechtigd kind daarvoor in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd aanmerking komend kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. 2 Bij overlijden van een de deelnemer voor de pensioendatum wordt het krachtens ouderdomspensioen voor de toepassing van lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen 1 vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-standaard pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van met de laatst vastgestelde gegevenslaatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Dit betekent Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de laatst vastgestelde pensioengrondslaggrondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het parttimepercentage zoals geldend gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind van wie beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
4 Het wezenpensioen gaat in op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen dag volgend op grond die van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-de (gewezen) deelnemer is en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de 18- jarige leeftijd bereikt of waarin het kind voordien overlijdt. In afwijking van de vorige volzin wordt de uitkering van het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14voortgezet indien en zolang het kind een studie of opleiding volgt die vijf dagdelen of meer per week in beslag neemt of als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om 55% te verdienen van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen behalen indien hij/zij vanaf verdienen, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij/zij het kind de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot van 27 jaar bereikt. Het bestuur kan in bepaalde gevallen afwijkingen van het bovenstaande toestaan, indien gronden van redelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, rekening houdend met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis belangen van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementoverige rechthebbenden.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin gepensioneerde, voor zover deze kinderen: − de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt; − de maand waarin 18-jarige leeftijd wel maar de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of 27-jarige leeftijd nog niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat hebben bereikt en voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot volgen; − de 2118-jarige leeftijd wel maar de 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt indien en zolang zij arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheids- voorziening jonggehandicapten. Ook de kinderen van de nagelaten partner van de deelnemer hebben recht op wezenpensioen, mits: − de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind volgens staat; − het kind tot de normen gemeenschappelijke huishouding behoort van deelnemer en partner; − de Wajong deelnemer het kind als eigen kind verzorgt en daarna volgens de normen van de WIAopvoedt.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer zijn geboren uit een na het einde van het deelnemerschap aangegane partnerrelatie of gepensioneerde na bedoelde datum in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking deelnemer zijn komen te staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen gaat in op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand volgend op de dag dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel tot de eerste van de maand volgend op de dag dat de 18-de respectievelijk 27-e verjaardag van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend kind respectievelijk tot en met de maand van eerder aangaan van een partnerrelatie, dan wel tot en met de maand van overlijden van het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenkind.
4. Bij In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel heeft een kind van een partner, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van een de deelnemer wordt of geboren binnen 307 dagen na het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% einde van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen deelnemerschap eveneens recht op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevenswezenpensioen. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van Voor dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is weeskind gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21geboorte plaatsvindt, respectievelijk op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde.
5. Het wezenpensioen per kind bedraagt 14% van de som van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen. Indien de deelnemer voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou bereiken hebben voortgeduurd tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis pensioendatum. Het bedrag per jaar van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor wezenpensioenen waarop de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan wezen van een deelnemer respectievelijk gepensioneerde recht hebben, bedraagt totaal maximaal 42% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond som van het bepaalde in artikel 9, lid 3 ouderdomspensioen en hoofdstuk IV van dit reglementhet ploegentoeslagpensioen. Alsdan worden de wezenpensioenen gekort en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte.
6. Het Voor volle wezen wordt het bedrag aan wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6verdubbeld.
7. Het Indien en zolang een wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeen- komstige strekking, wordt het bedrag aan wezenpensioen heeft verminderd met het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent uitkering, tenzij het Bestuur op verzoek van de werkgever beslist dat het vooraf de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)gebracht.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder daarvoor in aanmerking komend Kind 20% van het jaarlijkse Partnerpensioen dat uitgekeerd wordt bij overlijden van een Deelnemer, zoals vastgesteld volgens artikel 4.3 lid 1 van dit pensioenreglement.
2. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand volgend op die waarin de (aspirant-Gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer Deelnemer of gepensioneerde overlijdtde Gepensioneerde overlijdt indien het Kind de 21-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt dan wel indien het Kind de 21-jarige leeftijd heeft bereikt en het Kind volledig onderwijs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 volgt of voor 45% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert 21- jarige leeftijd bereikt of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde en met de laatste dag van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valtKind voordien overlijdt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide isIn afwijking hiervan, wordt voor het Kind dat volledig onderwijs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 volgt of dat voor 45% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde ook na de laatste dag van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor maand waarin het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot Kind de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemerbereikt, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden enuitgekeerd, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien en zolang aan de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan doch uiterlijk tot en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat met de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste laatste dag van de maand waarin hij/zij het Kind de 2127-jarige leeftijd zou bereiken bereikt of tot en met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis laatste dag van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, maand waarin het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementKind voordien overlijdt.
64. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als voor een Volle wees. Indien bij ingang van het wezenpensioen beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen direct verdubbeld. Hierbij wordt onder ouder verstaan de (aspirant-Gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer Deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten Gepensioneerde en degene die als vader of op de 1e moeder tot het Kind in familierechtelijke betrekking stond.
5. Indien en zolang meer dan vijf Kinderen van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde in aanmerking komen voor wezenpensioen, wordt het bepaalde in artikel 22, lid 6wezenpensioen voor elk pensioengerechtigd Kind voor een evenredig deel verlaagd door het totale wezenpensioen voor vijf Kinderen te verdelen over het aantal Pensioengerechtigde Kinderen.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin (gewezen) deelnemer dan wel de (aspirant-) deelnemergepensioneerde, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIApartner.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. Geen recht op wezenpensioen hebben: • de kinderen die tot zijn geboren uit een na de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; • de kinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de normen AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn gepensioneerde; • de kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren gewettigd of geadopteerd, of kinderen met dien verstande dat voor degene die na deze datum recht heeft op invaliditeitspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdpensioenrichtdatum.
3. Het wezenpensioen Recht op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% nabestaandenoverbruggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)de deelnemer, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner van de deelnemer. Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenDit nabestaandenoverbruggingspensioen is op risicobasis verzekerd.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf gaan het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de datum van overlijden tot dag volgend op die waarop de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die een aspirant-deelnemer is invaliditeitspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand 19 volgend op die waarin hij/zij de 21-jarige gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
5. Het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd zou bereiken van 18 jaar bereikt dan wel tot en met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip eerdere maand van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond kind.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 9lid 5, lid 3 worden het wezenpensioen en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e het nabestaandenoverbruggingspensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de partner overlijdtleeftijd van 27 jaar heeft bereikt indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het: - voortgezet onderwijs; - beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000. Hierbij geldt Het Bestuur kan dit volgens nader door het bepaalde in artikel 22, lid 6Bestuur op te stellen richtlijnen eveneens besluiten voor het kind dat een voltijdse opleiding volgt dat niet onder deze omschrijving valt.
7. Het wezenpensioen heeft bedraagt voor elk gerechtigd kind over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 0,263% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag. Indien de deelnemer vóór het karakter bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Het aldus berekende wezenpensioen wordt voor een uitkeringsovereenkomst ouderloos kind (volle wees) verdubbeld. Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde wezenpensioen is geregeld in Bijlage 1 van dit reglement.
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen dat voor elk gerechtigd kind wordt verzekerd, bedraagt € 4.582 per jaar (niveau 2020). Dit bedrag wordt voor een volle wees niet verdubbeld en wordt jaarlijks aangepast met de procentuele wijziging in het loonindexcijfer overeenkomstig de systematiek die is vermeld in artikel 26 lid 1. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het op grond van artikel 18f van de Wet op de Loonbelasting toegestane bedrag.
9. Vanaf de datum van beëindiging van de erkenning van het kind vervallen alle rechten waarop het kind op grond van deze erkenning aanspraak kon maken. 10.Geen recht op wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 11.Het jaarlijks in totaal uit te keren wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag aan wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen voor 6 gerechtigde kinderen. Bij meer dan 6 gerechtigde kinderen wordt het in de zin eerste volzin bedoelde maximale bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)respectievelijk nabestaandenoverbruggingspensioen naar rato aan alle gerechtigde kinderen uitgekeerd.
Appears in 1 contract
Samples: Basispensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin (gewezen) deelnemer dan wel de (aspirant-) deelnemergepensioneerde, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIApartner.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. Geen recht op wezenpensioen hebben: 18 • de kinderen die tot zijn geboren uit een na de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; • de kinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de normen AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn gepensioneerde; • de kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren gewettigd of geadopteerd, of kinderen met dien verstande dat voor degene die na deze datum recht heeft op invaliditeitspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdpensioenrichtdatum.
3. Het wezenpensioen Recht op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% nabestaandenoverbruggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)de deelnemer, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner van de deelnemer. Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenDit nabestaandenoverbruggingspensioen is op risicobasis verzekerd.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf gaan het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de datum van overlijden tot dag volgend op die waarop de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die een aspirant-deelnemer is invaliditeitspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij/zij de 21-jarige gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
5. Het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd zou bereiken van 18 jaar bereikt dan wel tot en met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip eerdere maand van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond kind.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 9lid 5, lid 3 worden het wezenpensioen en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e het nabestaandenoverbruggingspensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de partner overlijdtleeftijd van 27 jaar heeft bereikt indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het: - voortgezet onderwijs; - beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000. Hierbij geldt Het Bestuur kan dit volgens nader door het bepaalde in artikel 22, lid 6Bestuur op te stellen richtlijnen eveneens besluiten voor het kind dat een voltijdse opleiding volgt dat niet onder deze omschrijving valt.
7. Het wezenpensioen heeft bedraagt voor elk gerechtigd kind over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 0,263% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag. Indien de deelnemer vóór het karakter bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. In geval van overlijden op of na 1 januari 2020 wordt voor de bepaling van de jaarpensioengrondslag over de periode vanaf 1 januari 2020 (dan wel de latere datum van aanvang van het deelnemerschap) tot de pensioendatum de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage - of de hiermee overeenkomende vermindering vanwege ziekte - buiten beschouwing gelaten, een uitkeringsovereenkomst en ander met inachtneming van het maximale pensioengevend loon. Het aldus berekende wezenpensioen wordt voor een ouderloos kind (volle wees) verdubbeld. Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde wezenpensioen is geregeld in Bijlage 1 van dit reglement. 19
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen dat voor elk gerechtigd kind wordt verzekerd, bedraagt € 5.236 per jaar (niveau 2024). Dit bedrag wordt voor een volle wees niet verdubbeld en wordt jaarlijks aangepast met de procentuele wijziging in het loonindexcijfer overeenkomstig de systematiek die is vermeld in artikel 26 lid 1. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het op grond van artikel 18f van de Wet op de Loonbelasting toegestane bedrag.
9. Vanaf de datum van beëindiging van de erkenning van het kind vervallen alle rechten waarop het kind op grond van deze erkenning aanspraak kon maken. 10.Geen recht op wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 11.Het jaarlijks in totaal uit te keren wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag aan wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen voor 6 gerechtigde kinderen. Bij meer dan 6 gerechtigde kinderen wordt het in de zin eerste volzin bedoelde maximale bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)respectievelijk nabestaandenoverbruggingspensioen naar rato aan alle gerechtigde kinderen uitgekeerd.
Appears in 1 contract
Samples: Basispensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen risicowezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e 25e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd maand van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAoverlijden.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwetkinderbijslagwet).
3. Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
34. Het wezenpensioen risicowezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 1420% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)risicopartnerpensioen. Het betreft uitsluitend Indien het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij pensioengerechtigd kind bij overlijden van een de (aspirant) deelnemer wordt volle wees is, bedraagt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14risicowezenpensioen 40% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip fictief vastgestelde risicopartnerpensioen er van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen uitgaande dat de (aspirant) deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum ten tijde van zijn overlijden tot de standaard-pensioendatum een (67 jaargewezen) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6partner had. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op vanaf de 1e van de maand waarin de partner na ingang van het wezenpensioen overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
75. Het wezenpensioen risicowezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake ingegaan wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e eerste dag van de maand waarin volgend op het overlijden van de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van dag waarop het kind valtde 18e verjaardag bereikt.
3. Als het kind studeert of invalide is, wordt loopt de uitkering van het wezenpensioen uitgekeerd uiterlijk door tot de dag waarop het einde van de maand waarin kind de 27e verjaardag van het kind valtbereikt.
4. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd loopt de uitkering door tot het einde van de betreffende maand. Van een studerend kind is sprake als: ‐ een kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijkgesteld, een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en ‐ een kind de school of instelling geregeld bezoekt. Een studerend invalide kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner overheidswege recht heeft op een uitkering ontvangt op grond ten gevolge van de Algemene Kinderbijslagwet arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementhandicap.
5. Bij overlijden Voornoemde voorwaarden zijn van een aspirant-deelnemer is overeenkomstige toepassing indien het kind in het buitenland studeert.
6. Het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14bedraagt per kind 20% van het ouderdomspensioen partnerpensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf op de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond – bij ongewijzigde voortzetting van het bepaalde deelnemerschap – zou gaan ontvangen, of het wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden. Voor de vaststelling van het totale wezenpensioen worden maximaal vijf kinderen in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementaanmerking genomen.
67. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin dag waarop de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin gepensioneerde, voor zover deze kinderen: − de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt; − de maand waarin 18-jarige leeftijd wel maar de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of 27-jarige leeftijd nog niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat hebben bereikt en voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot beroeps- opleiding volgen; − de 2118-jarige leeftijd van het kind volgens wel maar de normen 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt indien en zolang zij arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAWet arbeidsongeschiktheidvoorziening jonggehandicapten.
2. Pensioengerechtigde Ook de kinderen zijn:
a. kinderen die van de nagelaten partner van de deelnemer hebben recht op wezenpensioen, mits: − de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat; − het kind tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen gemeenschappelijke huishouding behoort van deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot en partner; − de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het als eigen kind wel pensioengerechtigdverzorgt en opvoedt.
3. Het Geen recht op wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% hebben kinderen die zijn geboren uit een na het einde van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenaangegane partnerrelatie of na bedoelde datum in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer zijn komen te staan.
4. Bij Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van een de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% uitgekeerd tot de eerste van de maand volgend op de dag dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel tot de eerste van de maand volgend op de dag dat de 18-de respectievelijk 27-ste verjaardag van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip kind respectievelijk tot en met de maand van overlijden) verhoogd eerder aangaan van een partnerrelatie, dan wel tot en met 14% de maand van overlijden van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementkind.
5. Bij In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel heeft een kind van een partner, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van een aspirant-de deelnemer is of geboren binnen 307 dagen na het einde van het deelnemerschap eveneens recht op wezenpensioen. Voor dit weeskind gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot geboorte plaatsvindt, respectievelijk op de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis eerste dag van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan maand volgend op het overlijden van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementgewezen deelnemer of gepensioneerde.
6. Het wezenpensioen per kind bedraagt 14% van de som van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen. Indien de deelnemer voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd overlijdt, wordt verdubbeld als bij de (aspirant-) berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de pensioendatum. Het bedrag per jaar van de wezenpensioenen waarop de wezen van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e recht hebben, bedraagt totaal maximaal 42% van de maand waarin som van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen. Alsdan worden de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6wezenpensioenen gekort en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte.
7. Het Voor volle wezen wordt vervolgens het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
8. Indien en zolang een wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin bedrag aan wezenpensioen verminderd met het bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent uitkering, tenzij het Bestuur op verzoek van de werkgever beslist dat het vooraf de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)gebracht.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het jaarlijks wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd het pensioengerechtigde kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdtvan de pensioengerechtigde die ouderdomspensioen ontvangt, bedraagt 14% van het met ingang van 1 januari 2013 tot 1 juli 2021 opgebouwde ouderdomspensioen, met uitzondering van de eventuele extra rechten op ouderdomspensioen die zijn ingekocht:
a. op grond van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004;
b. op grond van artikel 23 van dit reglement voor zover bij die gelegenheid niet een evenredig deel aan wezenpensioen is ingekocht;
c. op grond van omzetting van het prepensioen dat is opgebouwd in de periode 2002- 2005 op basis van het toen geldende pensioenreglement, inclusief de aanvulling als bedoeld in artikel 31 lid 3 van dit reglement, voor zover bij die gelegenheid niet een evenredig deel aan wezenpensioen is ingekocht. Indien het aantal pensioengerechtigde kinderen meer dan vijf bedraagt, hebben de pensioengerechtigde kinderen gezamenlijk, en wel elk voor een gelijk deel, recht op het in totaal uit te betalen wezenpensioen van maximaal vijf kindsdelen die zijn vastgesteld op de wijze als omschreven in dit artikel.
2. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde per kind van de maand waarin deelnemer die tijdens de 21e verjaardag deelneming overlijdt, bedraagt 20% van het kind valtpartnerpensioen als bedoeld in artikel 13 lid 2 van dit reglement. Als Indien het aantal pensioengerechtigde kinderen meer dan vijf bedraagt, hebben de pensioengerechtigde kinderen gezamenlijk, en wel elk voor een gelijk deel, recht op het in totaal uit te betalen wezenpensioen van maximaal vijf kindsdelen die zijn vastgesteld op de wijze als omschreven in dit artikel.
3. Wezenpensioenen, die worden uitgekeerd aan volle wezen, worden verdubbeld. Volle wezen zijn de kinderen van de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde die ouderdomspensioen ontvangt, die na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde die ouderdomspensioen ontvangt ouderloos zijn geworden.
4. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die de leeftijd van 21 of 27 (indien het kind studeert of invalide studerend is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van ) jaar nog niet hebben bereikt en voldoen aan de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maanddefinitie als omschreven in artikel 1. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of opleiding voor een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3beroep. Het wezenpensioen gaat in op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-gewezen) deelnemerdeelnemer c.q. de pensioengerechtigde die ouderdomspensioen ontvangt, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of en eindigt op de 1e laatste dag van de maand waarin de partner het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin (gewezen) deelnemer dan wel de (aspirant-) deelnemergepensioneerde, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIApartner.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. Geen recht op wezenpensioen hebben: • de kinderen die tot zijn geboren uit een na de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; • de kinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de normen AOW-leeftijd van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn gepensioneerde; • de kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren gewettigd of geadopteerd, of kinderen met dien verstande dat voor degene die na deze datum recht heeft op invaliditeitspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigdpensioenrichtdatum.
3. Het wezenpensioen Recht op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% nabestaandenoverbruggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)de deelnemer, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner van de deelnemer. Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenDit nabestaandenoverbruggingspensioen is op risicobasis verzekerd.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf gaan het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de datum van overlijden tot dag volgend op die waarop de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die een aspirant-deelnemer is invaliditeitspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij/zij de 21-jarige gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
5. Het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd zou bereiken van 18 jaar bereikt dan wel tot en met de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip eerdere maand van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond kind.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 9lid 5, lid 3 worden het wezenpensioen en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e het nabestaandenoverbruggingspensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de partner overlijdtleeftijd van 27 jaar heeft bereikt indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het: - voortgezet onderwijs; - beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000. Hierbij geldt Het Bestuur kan dit volgens nader door het bepaalde in artikel 22, lid 6Bestuur op te stellen richtlijnen eveneens besluiten voor het kind dat een voltijdse opleiding volgt dat niet onder deze omschrijving valt.
7. Het wezenpensioen heeft bedraagt voor elk gerechtigd kind over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 19 0,263% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag. Indien de deelnemer vóór het karakter bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Het aldus berekende wezenpensioen wordt voor een uitkeringsovereenkomst ouderloos kind (volle wees) verdubbeld. Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde wezenpensioen is geregeld in Bijlage 1 van dit reglement.
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen dat voor elk gerechtigd kind wordt verzekerd, bedraagt € 4.715 per jaar (niveau 2021). Dit bedrag wordt voor een volle wees niet verdubbeld en wordt jaarlijks aangepast met de procentuele wijziging in het loonindexcijfer overeenkomstig de systematiek die is vermeld in artikel 26 lid 1. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het op grond van artikel 18f van de Wet op de Loonbelasting toegestane bedrag.
9. Vanaf de datum van beëindiging van de erkenning van het kind vervallen alle rechten waarop het kind op grond van deze erkenning aanspraak kon maken. 10.Geen recht op wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 11.Het jaarlijks in totaal uit te keren wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag aan wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen voor 6 gerechtigde kinderen. Bij meer dan 6 gerechtigde kinderen wordt het in de zin eerste volzin bedoelde maximale bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)respectievelijk nabestaandenoverbruggingspensioen naar rato aan alle gerechtigde kinderen uitgekeerd.
Appears in 1 contract
Samples: Basispensioenreglement
Wezenpensioen. 1. 1 Het jaarlijks wezenpensioen gaat bedraagt voor ieder pensioengerechtigd kind daarvoor in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd aanmerking komend kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een de deelnemer voor de pensioendatum wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde dit ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen vastgesteld onder de veronderstelling dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-standaard pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor.
2 Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind van wie beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familie- rechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
3 Het wezenpensioen gaat in op basis de dag volgend op die van het overlijden van de laatst vastgestelde gegevens(gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt of waarin het kind voordien overlijdt. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan In afwijking van de laatst vastgestelde pensioengrondslagvorige volzin wordt de uitkering van het wezenpensioen voortgezet indien en zolang het kind een studie of opleiding volgt die vijf dagdelen of meer per week in beslag neemt of als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin het parttimepercentage zoals geldend op kind de leeftijd van 27 jaar bereikt. Het bestuur kan in bepaalde gevallen afwijkingen van het tijdstip van overlijden enbovenstaande toestaan, indien gronden van toepassingredelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, mits dit niet geschiedt in het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien nadeel van de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementoverige rechthebbenden.
5. Bij overlijden van 4 Voor een aspirant-deelnemer is wordt voor de vaststelling van het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% uitgegaan van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had zou kunnen behalen indien hij/zij bereiken als hij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld hem geldende opnameleeftijd als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)regeling zou zijn opgenomen.
Appears in 1 contract
Samples: Collective Labor Agreement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen hebben: > de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde; 12 > de nagelaten erkende kinderen van de partner.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben: > de kinderen die zijn geboren uit een na (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde gesloten huwelijk, of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; > de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde; > de kinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren, gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de (feitelijke) pensioendatum.
3. Bij overlijden van de deelnemer (met inbegrip van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt) gaat voor ieder pensioengerechtigd kind het wezenpensioen in op de 1e dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of dan wel de gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin het kind de 21e verjaardag leeftijd van 18 jaar bereikt, respectievelijk tot en met de maand van overlijden van het kind valtkind.
4. Als het kind studeert of invalide isIn afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van en met de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als de leeftijd van 23 jaar bereikt indien en zolang het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt wegens het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde volgen van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIAopleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
35. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het opgebouwde ouderdomspensioen per pensioengerechtigd kind 31 december 2015 en 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen)vanaf 1 januari 2016 op te bouwen ouderdomspensioen. Het betreft uitsluitend Indien de deelnemer vóór het tijdens bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen.
4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van dag waarop deze deelnemer de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement.
5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementbereikt.
6. Het Voor volle wezen wordt het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6verdubbeld.
7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Het Recht op wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op hebben de 1e nagelaten kinderen van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen de Gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin Gepensioneerde, voor zover deze kinderen: o de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt; of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van o de maand waarin 18-jarige leeftijd wel maar de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of 27-jarige leeftijd nog niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat hebben bereikt en voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets beroeps- opleiding volgen; of een kind invalide is, gebeurt tot o de 2118-jarige leeftijd van het kind volgens wel maar de normen 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt indien en zolang zij arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wajong Wet werk en daarna volgens de normen van de WIAarbeidsondersteuning jonggehandicapten.
2. Pensioengerechtigde Ook de kinderen zijn:
a. kinderen die van de nagelaten partner van de deelnemer hebben recht op wezenpensioen, mits: o de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat; o het kind tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen gemeenschappelijke huishouding behoort van deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan;
b. kinderen die tot en partner; o de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn;
c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het als eigen kind wel pensioengerechtigdverzorgt en opvoedt.
3. Het Geen recht op wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% hebben kinderen die zijn geboren uit een na het einde van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioenaangegane Partnerrelatie of na bedoelde datum in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer zijn komen te staan.
4. Bij Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van een de deelnemer, de Gewezen deelnemer of de Gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% uitgekeerd tot de eerste van de maand volgend op de dag dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel tot de eerste van de maand volgend op de dag dat de 18-de respectievelijk 27-ste verjaardag van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip kind respectievelijk tot en met de maand van overlijden) verhoogd eerder aangaan van een Partnerrelatie, dan wel tot en met 14% de maand van overlijden van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementkind.
5. Bij In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel heeft een kind van een partner, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van een aspirant-deelnemer is de Deelnemer of geboren binnen 307 dagen na het einde van het Deelnemerschap eveneens recht op wezenpensioen. Voor deze Wees gaat het wezenpensioen in op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot geboorte plaatsvindt, respectievelijk op de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis eerste dag van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan maand volgend op het overlijden van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglementGewezen deelnemer of Gepensioneerde.
6. Het De opbouw van het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e bedraagt 14% van de maand waarin opbouw van het Ouderdomspensioen als bedoeld in Artikel 10. De aanspraak op wezenpensioen is gelijk aan de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde som van de verkregen aanspraken op wezenpensioen, vermeerderd met de verleende toeslagen als bedoeld in artikel 22, lid 60 en verminderd met kortingen als bedoeld in 0.
7. Voor volle wezen wordt vervolgens het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
8. Indien de deelnemer voor het bereiken van de Pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de Pensioendatum. Het wezenpensioen heeft het karakter over deze periode wordt berekend op basis van 14% van de opbouw van een uitkeringsovereenkomst in de zin Ouderdomspensioen van 1,875% per jaar.
9. Indien en zolang een Wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan wezenpensioen verminderd met het bedrag van de Pensioenwet. Dat betekent uitkering, tenzij het Bestuur beslist dat het vooraf de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13)gebracht.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement