Beoordeling van het geschil Voorbeeldclausules

Beoordeling van het geschil. Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
Beoordeling van het geschil. Ten aanzien van de zorgverzekering Ten aanzien van de aanvullende ziektekostenverzekering
Beoordeling van het geschil in conventie in reconventie
Beoordeling van het geschil. Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het CKI van een doorlopend krediet met contractnummer ********001. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een A op 1 juni 2001 en een code 2 op 17 september 2001. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 7 november 2015. Betrokkene betwist in de eerste plaats dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de deelnemer. De stukken in het dossier ondersteunen die stelling echter niet. Er is een getekende kredietovereenkomst en betrokkene heeft (uiteindelijk) de vordering van de deelnemer betaald. Voorts is aan betrokkene op diens woonadres een dagvaarding betekend. Die is achtergelaten aan diens vader die daar ook woonachtig was. Dat is een rechtsgeldige wijze van betekenen. Betrokkene is niet in die procedure verschenen. De rechter heeft betrokkene veroordeeld tot betaling. Het vonnis uit 2002 is thans onherroepelijk. In deze omstandigheden is de verschuldigdheid van de toegewezen vordering voor de Commissie het uitgangspunt. Dan oordeelt de Commissie over de registratie. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat men nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist. De deelnemer heeft geen bewijs overgelegd van verzending van de vooraankondiging. Ook legt de deelnemer geen kopieën van brieven over waarin betrokkene in gebreke is gesteld en waarin de vordering opeisbaar is gesteld. Aan de andere kant is er wel het vonnis d.d. 31 januari 2002 waarin betrokkene is veroordeeld tot betaling. Het feit dat betrokkene is gedagvaard en er een vonnis is, laat geen andere conclusie toe dan dat betrokkene behoorlijk is gesommeerd en in verzuim was. Dat laat echter onverlet de verplichting van de deelnemer om, alvorens een achterstandscodering in het CKI te registreren, de betrokkene in het vooruitzicht te stellen dat bij niet tijdige betaling van een registreerbare achterstand een A-codering zal worden aangebracht. De Commissie kan niet vaststellen of de deelnemer hiermee in verzuim is. In het midden kan echter blijven of dit verzuim aan de zijde van de deelnemer betekenis heeft voor de rechtsg...
Beoordeling van het geschil. 5.1. De klacht richt zich tegen makelaar de heer X, lid van de NVM en [makelaarskantoor Y], lid van de NVM, kantoorhoudende te H. en aangesloten bij de afdeling [..]. De Raad van Toezicht Noord NVM is derhalve bevoegd om van de klacht kennis te nemen.
Beoordeling van het geschil. 4.1. Het Scheidsgerecht stelt voorop dat op het geschil de wettelijke bepalingen van de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn zoals deze luiden voor de invoering van de wet van juni 1996, Stb. 406, in werking getreden op 1 april 1997.
Beoordeling van het geschil. De commissie constateert dat voorafgaand aan de klachtbehandeling er correspondentie per e-mail heeft plaatsgevonden tussen klaagster en aangeklaagde en klaagster met de zorgverzekeraar. Bij de klachtbehandeling is klaagster bijgestaan door een klachtenfunctionaris zijdens aangeklaagde. De klachtbehandeling, vervat in de schriftelijke reactie van aangeklaagde op de klacht, heeft niet geleid tot een oplossing van de klacht. De commissie heeft op grond van het Meldformulier Geschil en de bijbehorende bijlagen vastgesteld dat de daarop gemelde klachten deels geen onderdeel uitmaakten van de klachtenprocedure. In vergelijk met het Meldformulier Klachten blijkt een vermeerdering van gedetailleerde, elkaar overlappende, uit elkaar voortvloeiende dan wel in elkaars verlengde liggende klachten, die niet bij klachtbehandeling aan aangeklaagde ter beoordeling zijn voorgelegd. De commissie heeft daarop beslist dat alleen klachten die in de klachtbehandeling op grond van het ‘Meldformulier Klachten’ zijn gemeld, onderwerp kunnen zijn van het te behandelen geschil. Deze klachten zijn aan aangeklaagde voorgelegd met het verzoek daarop te reageren in zijn verweerschrift. Voorop staat dat de commissie voorbij zal gaan aan de wens van klaagster om een open en eerlijk gesprek te hebben met aangeklaagde. Partijen hebben regelmatig met elkaar gesproken en ge- emaild, verder is een klachtenfunctionaris ingeschakeld zonder dat dit alles tot een voor partijen bevredigend resultaat heeft geleid, daarom is het voldoen aan deze wens van klaagster naar oordeel van de commissie niet opportuun. De commissie stelt vast dat zij op grond van de overgelegde stukken over voldoende informatie beschikt om tot een beslissing te komen. Aangeklaagde heeft nalatig gehandeld ten aanzien van het indienen van een volledige uitbreidingsaanvraag vergoedingen fysiotherapie (36+ aanvraag) bij de zorgverzekeraar aldus klaagster. Aangeklaagde heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij uit servicegerichtheid en de lange behandelrelatie, maar ook omdat het gedrag van klaagster als zeer belastend werd ervaren en hij tegelijkertijd met haar begaan was, heeft toegezegd de 36+ uitbreidingsaanvraag te zullen doen bij de zorgverzekeraar. Ook heeft aangeklaagde aangegeven dat hij deze toezegging achteraf heeft betreurd. De commissie overweegt dat aangeklaagde met zijn toezegging bij klaagster een verwachting heeft gewekt en concludeert dat hij de gewekte verwachting niet tijdig is nagekomen. De stelling van klaa...
Beoordeling van het geschil. 4.1. Artikel 21 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging van de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht:
Beoordeling van het geschil. Op grond van wat partijen in de stukken en ter zitting onweersproken hebben gesteld, moet als vaststaand worden aangenomen dat appellant in het voorjaar van 1976 als organist is begonnen in de toenmalige parochie Q (thans behorende tot de parochie Y). Vanaf 1 januari 1977 heeft appellant een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de parochie. Volgens dat contract fungeert hij als organist op zon- en feestdagen en begeleidt hij de repetities van het koor, indien de dirigent dat nodig vindt. In de praktijk betekent dit 5 uur per maand voor hoogmissen en minimaal 2 en maximaal 5 uur per maand voor repetities. Partijen zijn het er over eens dat dit neerkomt op een werkomvang van 8 à 9 uur per maand. Bij aanvang in 1977 is het salaris vastgesteld op ƒ 300,- per maand, overeenkomende met dat van de voorganger van appellant. Thans bedraagt het maandsalaris ƒ 556,20. Werkzaamheden van appellant die niet onder de arbeidsovereenkomst vallen, zoals rouw- en trouwdiensten, worden door verweerster op declaratiebasis aan appellant vergoed. Appellant waardeert het streven in het voorstel van verweerster het salaris gelijk te houden. Hij betreurt dat zijn totale inkomsten ingevolge dat voorstel minder worden, doordat thans afzonderlijk te declareren werkzaamheden niet langer declarabel zullen zijn. Appellant vraagt het Scheidsgerecht echter niet verweerster te doen houden aan de verplichtingen van de huidige arbeidsovereenkomst, noch aan de verplichting tot voortzetting tot betaling voor werkzaamheden op declaratiebasis. Hij wil een oordeel van het Scheidsgerecht over de billijkheid van het voorstel van verweerder. Xxxxxxxxx zegt het redelijk te vinden dat zijn huidige werkzaamheden en de daartegenover staande inkomsten gehandhaafd blijven. Toen enige tijd terug een nieuwe dirigente door verweerster in dienst werd genomen, ontving zij een salaris dat het dubbele was van dat van haar voorgangster. Verweerster zou aan appellant dus ook meer kunnen bieden dan het officiële salaris om hem aldus zijn huidige inkomen te doen behouden. Voorts vreest hij, zoals het voorstel van verweerster tot aanpassing van de arbeidsovereenkomst geformuleerd is, de nakoming niet op alle onderdelen te kunnen garanderen. Verweerster verklaart dat de hoge lasten van de restauratie van de kerk haar genoodzaakt hebben te zoeken naar mogelijkheden om op haar uitgaven te bezuinigen. Het bisdom draagt bij in de financieringslasten van de restauratie, maar heeft als voorwaarde gesteld dat verweerster zel...
Beoordeling van het geschil. Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het CKI van een aflopend krediet met contractnummer ******066. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een A op 2 maart 2017. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd. De Commissie is uitsluitend bevoegd uitspraak te doen in geschillen over onjuiste en/of onterechte registratie van gegevens bij het BKR. Zij oordeelt in beginsel niet over de rechtsgeldigheid van de vordering. Dat oordeel is voorbehouden aan de (overheids)rechter. Nu de betrokkene heeft betwist dat de deelnemer een vordering op hem heeft, moet de Commissie zich er summierlijk van vergewissen of er een vordering is. Het bestaan van een vordering van de deelnemer op betrokkene acht de Commissie voorshands aannemelijk op grond van de volgende omstandigheden. Xxxxxxxxxx heeft een overeenkomst getekend met de deelnemer voor een aflopend krediet voor het betalen van een bankstel bij [X]. Betrokkene stelt weliswaar dat hij deze overeenkomst binnen drie dagen heeft geannuleerd maar van die annulering heeft hij geen bewijsstukken. Betrokkene stelt voorts dat hij bij het afhalen van het bankstel contant heeft betaald. Op de factuur staat bij betaalmethode echter vermeld: “contant/pin”, waarbij het woord contant is onderstreept. Niet duidelijk is wie met de hand op de factuur heeft geschreven: “factuur is contant betaald” en wat daar precies mee is bedoeld maar betrokkene heeft ter zitting desgevraagd niet betwist dat niet uit te sluiten is dat deze opmerking in zijn eigen handschrift en dan van hem afkomstig is. De gespreksopname waarover betrokkene stelt te beschikken, waarin de deelnemer hem zou hebben gezegd dat het krediet is geweigerd, is niet overgelegd. Ter zitting heeft de advocate van betrokkene een getuigenverklaring voorgelezen van een persoon die bij het ophalen van het bankstel heeft gezien dat de betrokkene het bedrag ad EUR 3.500 betaalde in briefjes van EUR 50. Betrokkene is echter niet in het bezit van een kassabon die, volgens [X] altijd wordt verstrekt wanneer er contant of met pin is betaald. Xxxxxxxxxx heeft overigens geen bewijs van de contante betaling door betrokkene overgelegd. Daartegenover staat een door de betrokkene getekende kredietovereenkomst en doorlopende machtiging voor automatische incasso. Ook bevindt zich bij de stukken de factuur d.d. 15 juli 2017 (pagina 1 van...