De beoordeling van het geschil Voorbeeldclausules

De beoordeling van het geschil. In conventie en in reconventie In conventie In reconventie
De beoordeling van het geschil. 9.1 Tussen partijen staat niet ter discussie dat de TRAXX niet voldoet aan de tussen partijen afgesproken specificaties zodat sprake is van een N-AE in de zin van de RIA. Dat betekent dat de Staat gehouden is hogere onderhouds- en reparatiekosten die het gevolg zijn van de inzet van de TRAXX aan Infraspeed te vergoeden. Bij de verdere beoordeling is dit ook voor arbiters het uitgangspunt.
De beoordeling van het geschil. 5.1 Het Scheidsgerecht zal beslissen op de gewijzigde vordering, zoals opgenomen in 1.12. Verweerder heeft tegen de wijziging op zichzelf geen bezwaar gemaakt en het Scheidsgerecht ziet ook zelf geen grond om de wijziging buiten beschouwing te laten.
De beoordeling van het geschil. 4.1 Bij de beoordeling van het onderhavige geschil moet worden vooropgesteld dat zonder een daartoe strekkende contractuele bepaling het bestuur van een ziekenhuis in beginsel niet gehouden is aan een tot het ziekenhuis toegelaten medisch specialist bij de beëindiging van de toelatingsovereenkomst een vergoeding te betalen voor de waarde van de goodwill die verband houdt met diens in het ziekenhuis uitgeoefende praktijk De omstandigheden waaronder de toelatingsovereenkomst wordt beëindigd, kunnen, mede in verband met de uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende zorgplicht in het kader van de overeenkomst, meebrengen dat de medisch specialist in staat gesteld wordt van een opvolger betaling van goodwill te bedingen of dat aan de medisch specialist bij wege van schadevergoeding een bedrag dat verband houdt met het verlies van de mogelijkheid om goodwill te bedingen, wordt betaald. Daartoe zal in het algemeen echter slechts reden zijn als de beëindiging van de toelating van dien aard is dat het ziekenhuis jegens de medisch specialist onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld of als deze beëindiging door het niet aanbieden van een vergoeding de medisch specialist onevenredig nadeel toebrengt.
De beoordeling van het geschil. 5.1. De klacht richt zich tegen makelaar C.L. te S, die aangesloten lid is van de Vereniging. De Raad van Toezicht Groningen is derhalve bevoegd om van deze klacht kennis te nemen.
De beoordeling van het geschil. 4.1 De stichtingen verzoeken de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verweerder op grond van gewijzigde omstandigheden. In randnummer 108 van de memorie van eis hebben de stichtingen aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden ‘op grond van als ernstige redenen te beschouwen gewijzigde omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst behoort te eindigen’. Blijkens art. 7:671b BW kan de arbeidsovereenkomst slechts op verzoek van de werkgever worden ontbonden op een van de gronden van art. 7:669 lid 3 BW. De hiervoor genoemde omschrijvingen van de grond waarop de ontbinding wordt verzocht, vormen als zodanig niet een grond genoemd in art. 7:669 lid 3 BW. Uit de verdere toelichting en uit de overgelegde stukken blijkt echter dat beide partijen van mening zijn dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in art. 7:669 lid 3 onder g BW die zodanig is dat een voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk is. De standpunten van de partijen en de overgelegde stukken laten inderdaad geen andere conclusie toe. Nadat tussen de raad van toezicht en verweerder in de loop van 2015 een in ernst toenemend verschil van inzicht was ontstaan over de wijze waarop verweerder de reorganisatie deed verlopen, heeft de volledige directieraad bij brief van 1 februari 2016 aan de raad van toezicht het vertrouwen in verweerder opgezegd. De ingestelde Commissie van Advies en Bemiddeling is na onderzoek tot de slotsom gekomen dat er in de toekomst geen sprake kan zijn van een werkbare situatie tussen de stichtingen en verweerder. De arbeidsovereenkomst zal daarom in ieder geval op grond van art. 7:671b BW in verbinding met art. 7:669 lid 3 onder g BW moeten worden ontbonden. Verweerder heeft wel gewezen op het bepaalde in art. 15 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, maar heeft niet het standpunt ingenomen dat het ontbindingsverzoek daarop moet afstuiten. Wel heeft verweerder aangevoerd dat de niet inachtneming van het in art. 15 lid 2 bepaalde grond geeft voor een door de stichtingen te betalen schadevergoeding, los van de wachtgeldaanspraken op grond van art. 18 van de arbeidsovereenkomst. Dat komt hierna nog aan de orde.
De beoordeling van het geschil. 4.1 De maatschap vordert in conventie vergoeding voor het verlies van goodwill verbonden aan de IC-praktijk. Tussen de partijen is niet in geschil dat aan die IC- praktijk goodwill was verbonden. Dat berust ook daarop dat de maatschap blijkens art. 9 van de overeenkomst van 2007 destijds voor de IC-praktijk een bedrag van € 153.000,- aan het ziekenhuis heeft betaald en daarmee ‘eigenaar’ van de goodwill is geworden. Het is tussen de partijen evenmin in geschil dat de maatschap de IC-praktijk niet meer uitoefent, zonder die aan opvolgers te hebben overgedaan, en dat de IC-praktijk thans door de stichting wordt geëxploiteerd, zonder dat de maatschap een vergoeding voor goodwill heeft ontvangen. De vraag die de partijen verdeeld houdt, is of op de stichting in de gegeven omstandigheden een verplichting rust tot betaling van een vergoeding aan de maatschap wegens het verlies van goodwill van de IC-praktijk. De rechtsver- houding tussen de partijen wordt wat dit betreft nog beheerst door de tussen de leden van de maatschap en de stichting gegolden hebbende toelatings- overeenkomsten. Het bepaalde in art. 17.2 van die toelatingsovereenkomsten heeft geen verdere strekking dan dat de stichting de medisch specialist in staat moet stellen goodwill te bedingen van een opvolger in het kader van praktijkoverdracht. Een verdergaande verplichting heeft de stichting in principe niet, in het bijzonder niet de verplichting zelf goodwill aan de medisch specialist die de praktijk niet meer uitoefent te vergoeden, tenzij dit tussen de partijen is overeengekomen. Dat neemt niet weg dat er onder omstandigheden een uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende verplichting voor de stichting kan zijn om aan de medisch specialist bij wege van schadevergoeding een bedrag te betalen ter compensatie van het verlies van de mogelijkheid om goodwill te bedingen. Daartoe zal in het algemeen slechts reden zijn als, in geval van beëindiging van de toelating, die beëindiging van dien aard is dat het ziekenhuis jegens de medisch specialist onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld of het niet aanbieden van een vergoeding de medisch specialist onevenredig nadeel toebrengt (zie o.a. de uitspraken van het Scheidsgerecht met de zaaknummers 03/18, 04/04 en 12/24).
De beoordeling van het geschil. 4.1 De eisers hebben zich bij de beëindiging van de intentieovereenkomst en de toelatings- overeenkomsten per 1 januari 2014 neergelegd. Tussen de partijen is thans alleen in geschil of de eisers aanspraak kunnen maken op vergoeding van goodwill. Volgens de kliniek is dat niet het geval omdat dat niet is overeengekomen. De kliniek heeft daarvoor aangevoerd dat de gebruikelijke goodwillbepaling in de Model Toelatingsovereenkomst uit de toelatings- overeenkomsten met de eisers is weggelaten. Volgens de kliniek is die bepaling bewust weggelaten om te voorkomen dat er aanspraak op vergoeding van goodwill zou ontstaan.
De beoordeling van het geschil in conventie
De beoordeling van het geschil. 4.1 Niet in geschil is dat de verdeling van het budget in artikel 3 lid 3 van de Overeenkomst in de verhouding 3:1 gebaseerd is op een daarmee corresponderende verdeling van de “productie” die de orthopeden dienen te realiseren. Eiser erkent dat een verrekening dient plaats te vinden, indien zijn “productie” minder bedraagt dan een vierde gedeelte van het door partijen als orthopeden te realiseren productiebudget als bedoeld in art. 3 lid 4 van de Overeenkomst. Er is dus geen sprake van een andere verdeling van het productiebudget dan tussen partijen is overeengekomen, doch slechts een afrekening op basis van werkelijke productie.